Catechismus  

 


Van God den Heiligen Geest en onze Heiligmaking

Zondag 20

Vraag en antwoord 53 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?

Eerstelijk, dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtigen eeuwig God is. Ten andere, dat Hij ook mij gegeven is , opdat Hij mijdoor een waar geloof Christus en al zijn weldaden deelachtig make , mijtrooste , en bij mij eeuwiglijk blijve.

Zondag 21

Vraag en antwoord 54 Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijke Kerk?

Dat de Zone Gods uit het ganse menselijke geslacht zich eengemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren , door zijn Geest en Woord ,in enigheid des waren geloofs , van den beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt ; en dat ik daarvan een levendlidmaat ben , en eeuwig zal blijven.

Vraag en antwoord 55 Wat verstaat gij door de gemeenschap der heiligen?

Eerstelijk, dat de gelovigen, allen en een iegelijk, als lidmatenaan den Heere Christus en al zijn schatten en gaven gemeenschap hebben. Tenandere, dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheidder andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden.

Vraag en antwoord 56 Wat gelooft gij van de vergeving der zonden?

Dat God, om des genoegdoens van Christus' wil, al mijn zonden, ookmijn zondige aard, waarmede ik al mijn leven lang te strijden heb ,nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de gerechtigheid van Christusschenken , opdat ik nimmermeer in het gericht Gods kome.

Zondag 22

Vraag en antwoord 57 Wat troost geeft u de opstanding des vleses?

Dat niet alleen mijn ziel na dit leven van stonde aan tot Christus,haar Hoofd, zal opgenomen worden , maar dat ook dit mijn vlees, door dekracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijn ziel verenigd, en aan hetheerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zal worden.

Vraag en antwoord 58 Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven?

Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hartgevoel , ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen ooggezien, geen oor gehoord heeft, en in geens mensen hart opgeklommen is, en dat,om God daarin eeuwiglijk te prijzen.